Vogüé ligt prachtig in een kloof in de Ardecherivier. Het middeleeuwse dorp met zijn rijke geschiedenis wordt gedomineerd door het impossante kasteel. Het huidige vierhoekige gebouw, geflankeerd door torens, werd in de 16de of 17de eeuw gebouwd. De 'hangende tuinen' werd in de 17de eeuw aangelegd; het rust op grote gewelven. Het kasteel is nog privé-eigendom en herbergt sinds 1971 een museum.
Vogüé ligt prachtig in een smalle kloof van de Ardèche. Het imposante kasteel dat het dorpsbeeld domineert is nog steeds het eigendom van een van de grote families die de geschiedenis van Vivarais hebben bepaald, die van de markies de Vogüé. Het dorp heeft een aantal interessante bezienswaardigheden. Vogüé werd al bewoond in de Gallo-Romeinse tijd en werd vanaf de vroege middeleeuwen opgenomen in de viguerie van Silva Plantada, waar, zoals we weten, een prachtig klein romaans kerkje overblijft. Maar vanaf het einde van de 11e eeuw verschijnt de familie Vogüé in de teksten, wier geschiedenis onlosmakelijk verbonden wordt met die van het dorp en zijn kasteel.
Het kasteel is gebouwd aan het einde van de 12e eeuw als een middeleeuws fort. Aan het einde van de 15e eeuw werd het herbouwd en kreeg het zijn huidige uiterlijk: vierhoekig, geflankeerd door torens.
In 1456 wordt er besloten tot de bouw van een eerste brug. In 1522 worden daarvoor alleen de pijlers gebouwd. De houten brug uit 1780 werd twee jaar later weggevaagd. De hangbrug uit 1828 werd verwoest in 1890. De volgende ijzeren loopbrug werd in de oorlog opgeblazen door het verzet. Deze is direct na de oorlog hersteld.
De restanten van de Lesparre-toren staan aan de hoofdstraat. Deze toren is in de 13e eeuw gebouwd als donjon van een van de medeheren die als toevluchtsoord diende in geval van een aanval. Op deze plaats was er een doorwaadbare plek in de rivier.
De watermolen werd gebouwd vóór het einde van de 13e eeuw en werd in 1458 gerestaureerd na talrijke overstromingen op bevel van Peter IV, heer van Voguë. Een dam leidde het water onder het houten waterrad. Daar werden allerlei soorten granen verwerkt, maar ook walnoot- en olijfolie met behulp van de specifieke maalschijf. De molen werd verwoest door de grote overstroming van 1890. De vereniging 'red het kleine erfgoed' conserveert de ruïne.
Iets buiten het dorp ligt tegen de klif aan de ruïne van poort van Saint-Benoît, de voormalige zuidelijke toegang tot het dorp via een duizelingwekkend pad.
Vanaf het chateau kan je omhoog lopen naar de gerestaureerde Sainte-Cerice-kapel. Sommigen zeggen dat het uit de 11e eeuw dateert, wat niet onmogelijk is als we weten dat de handelsroutes bezaaid waren met oratoria en religieuze gebouwen.
Vanaf de kapel kan je doorlopen naar de steengroeve van Giraud. Deze werd van 1880 tot 1945 geëxploiteerd en leverde de zeer beroemde Vogüé-blauwe steen voor de bouw van talrijke bruggen, viaducten, tunnels, wachthuizen en stations: meer dan 200 oorlogsmonumenten, Garnier-zaal in Lyon, kazerne Célestins in Parijs.
Buiten het dorp ligt een imposante oude spoorbrug. De brug is bebouwd in 1877 en is 190 meter lang met 7 bogen boven de Ardèche. De spoorlijn was voornamelijk aangelegd voor goederenvervoer van stenen en ertsen. De spoorlijn werd in 1969 gesloten voor passagiersvervoer en in 1988 voor goederenverkeer. Sindsdien zijn een deel van de spoorbanen omgebouwd tot fietspaden (Via Ardèche).